Thesis

Het verband tussen verlangen en controleverlies  (2009)

Controleverlies als vermogen en vorm van inzicht

Inleiding  


Ieder hoofdstuk begint met de beschrijving van een boek of een film waarin telkens het thema wordt aangesneden dat in het vervolg van het hoofdstuk wordt uitgewerkt.

Hoofdstuk één begint met de film Teorema van  Pier Paolo Pasolini en onderzoekt het verband tussen verlangen en controleverlies. In Teorema worden alle leden van een welgestelde familie getroffen en verleid door een jongeman die bij de familie te gast is. De film spreekt over een bijna religieuze ervaring. Hij gaat over de komst van een goddelijke gast in een bourgeoisgezin. Zijn bezoek gooit alles overhoop wat deze mensen over zichzelf dachten te weten: hij komt om te vernietigen. Hij is iets authentieks wat niet kan worden tegengehouden.De jongeman maakt een verlangen los waaraan niemand kan ontsnappen.

De personages in Teorema zijn losgerukt uit de vertrouwdheid van hun dagelijkse bestaan. Ze kunnen niet meer terugkeren naar het leven van voorheen. Het verlangen heeft iets in hen opengebroken, heeft hen uit zichzelf gedreven. Ze zijn niets meer en tegelijkertijd één en al mogelijkheid. In dit hoofdstuk laat ik het gedachtegoed van de Stoïcijnen en Augustinus zien en vooral ook spreken via filosofen die ermee geflirt en geworsteld hebben, want het gedachtegoed van deze filosofen komt steeds terug in het denken van anderen. Via Martha Nussbaum bekijk ik de rol van de emoties. Zij stelt dat emoties een cognitief inzicht hebben, dat ze ons leven verrijken en dat we ze dus niet moeten uitbannen. In het denken van Augustinus vindt Nussbaum de ware kracht van de liefde terug. Michel Foucault vond met zijn laatste thema, geïnspireerd op de zelfzorg van de oude Grieken een verzet tegen het dictaat van de massacultuur, tegen het heersende vertoog dat ons voortdurend manipuleert. Beiden komen tot een andere interpretatie van de Stoïcijnen. Het verlangen van de Stoïcijnen richt zich naar binnen, terwijl het verlangen van Augustinus zich naar buiten richt. Maar beiden erkennen dat verlangen gepaard gaat met controleverlies.
De volgende hoofdstukken richten zich op de vraag in hoeverre controleverlies een vermogen of een vorm van inzicht zou kunnen zijn. Als emoties een cognitief inzicht hebben zoals Martha Nussbaum in dit hoofdstuk zal beweren, waarom zouden we dan niet naar ze luisteren? Misschien draagt het vernietigende aspect ervan een waarheid in zich die wij normaal gezien uit de weg gaan. Misschien ervaren we, met dat verlies van controle dat we angstig uit de weg gaan, en dat gepaard kan gaan met heftig verlangen of er het gevolg van is, iets essentieels.

In hoofdstuk twee loopt de roman van J.M. Coetzee In het hart van het land als rode draad door de tekst. Dit hoofdstuk handelt over de vraag wat het betekent als het verlangen zich geen uitweg weet. De roman beschrijft hoe het verlangen zich bij het hoofdpersonage Magda naar binnenkeert en haar over de rand van de waanzin brengt. De dialogen die ze met de stemmen in haar hoofd voert, vormen een lange monoloog. Ze spreekt tegen stenen en ziet verbanden die niemand ziet.

In de beschrijvingen van de ontwikkeling van het hoofdpersonage herkennen we typisch psychotisch gedrag. In dit hoofdstuk richt ik mij vooral op denkbeelden die een verklaring van de waanzin hebben willen geven en de waanzin op hun vermogen hebben onderzocht. Ik bespreek naast de antipsychiatrie van de jaren zestig van de vorige eeuw in het kort het denken van de psychiaters Ludwig Binswanger, Viktor Von Gebsattel en Hubertus Tellenbach. Ik eindig hoofdstuk twee met de filosoof Sören Kierkegaard en zijn denken over de vertwijfeling, de zwaarmoedigheid en het belang van mogelijkheid en noodzakelijkheid. Angst speelt hier een belangrijke rol.

Hoofdstuk drie In de wachtkamer van het uitgestelde verlangen onderzoekt samen met ‘mogelijkhedenman’ Joe Speedboot uit de gelijknamige roman van Tommy Wieringa de jongensdroom. Dit deel probeert het ‘verlangen naar later’ te onderzoeken. Het ‘verlangen naar later’ is een comfortabel verlangen omdat het pas in de toekomst ingewilligd hoeft te worden. Het nu, het heden staat in het teken van beter vooruitzicht. De energie die vrijkomt bij die belofte van geluk zou ik aan de filosofie van Nietzsche willen verbinden. Nietzsche die zelf vaak ziek was, ontwikkelde een denken vanuit de crisis.

Voor de filosoof leidt de crisis die ziekte teweeg brengt tot een nieuwe toegangsweg tot de wereld. Het grote lijden dwingt de mens alle vertrouwen, alle goedmoedigheid, versluiering en middelmatigheid waaraan wij onze menselijkheid hebben opgehangen, van ons af te werpen. Het grote lijden maakt de geest vrij. De ziekte moet oproepen tot een volmondig ‘ja’ tegen het leven, aldus Nietzsche. Dit hoofdstuk, In de wachtkamer van het uitgestelde verlangen, heeft ook te maken met mijn persoonlijke ervaring. Ook ik zat het afgelopen jaar in de wachtkamer. Sinds dokters en apparaten hadden vastgesteld dat ik borstkanker had, voelde ik noch angst noch verlangen. De vermogens om aangeraakt te worden, waren verdoofd. Maar ik droomde wel over later, over een heden in de toekomst. Over transformatie. Over een nieuwe geboorte!

In hoofdstuk vier tenslotte komt het denken van Sören Kierkegaard en Martin Heidegger aan bod. Met hen kom ik het dichtst bij de vraag naar Controleverlies als vermogen of vorm van inzicht. Net als Augustinus die in hoofdstuk één werd besproken, vatten zowel Heidegger als Kierkegaard het bestaan op als vraag.

Vragen gaat gepaard met onzekerheid, verscheurdheid en ontheemding en is fundamenteel aan het menselijk bestaan, beweren ze. Beiden stellen de vraag naar het (eigen) zijn voorop. Maar beiden wijzen tevens op de onbevattelijkheid van dat waar naar gevraagd wordt. Voor beide filosofen is de angst een wezenlijk grondkenmerk van het menselijk bestaan.

> Complete thesis